Monument Nunspeet

Deel 2
De meidagen van 1940

de oorlog begint

De oorlog begint

Op vrijdagmorgen, 10 mei 1940, om 03.00 uur, trokken de Duitse troepen ons land binnen. Het was een stralende ochtend, de lucht was blauw, de dauw lag op de velden. De oorlog was begonnen. Nederland had 145 jaar geen oorlog gekend.

Die Duitse troepen bestonden uit het 6e en het 18e leger behorende tot de Legergroep B. Bevelhebber van Heeresgruppe B was General-Oberst Fedor van Bock; het 6e leger stond onder bevel van General-Oberst W. von Reichenau en het 18e onder General der Artillerie G. von Küchler.

Voor het eerst in de geschiedenis werd een grote luchtlandingsoperatie uitgevoerd. De 227e Divisie passeerde de grens tussen Oldenzaal en Win­terswijk en rukte op naar de IJssel. Bij Zutphen werd de rivier overgestoken en via Loenen, Harskamp, Barneveld en Scherpen­zeel trok men richting Grebbeberg.

Bijna 2200 militairen verloren het leven in de meidagen van 1940. (1) Bij de Koninklijke Landmacht sneuvelden of overleden aan verwondingen 119 officie­ren, 274 onderofficie­ren, 162 korporaals en 1477 manschappen. Hierbij waren inbegrepen de 20 officieren, 25 onderofficieren en 30 korporaals en man­schap­pen van de Militaire Luchtvaart. Om het beeld compleet te maken moeten bij deze cijfers worden opgeteld 8 officieren, 1 onder­officier en 2 soldaten die onder de spanning van de oorlog zelfmoord pleegden; 2 officie­ren, 1 onderoffi­cier en 2 solda­ten die wegens overlopen naar de vijand werden doodge­schoten; 9 soldaten die in krijgsgevangenschap of bij hun terugkeer (auto-ongeluk) overleden en 1 officier, 3 onderofficieren, 2 korporaals en 3 soldaten die bij het opruimen van landmijnen het leven verliezen. De Koninklijke Marine en de Marinelucht­vaartdienst verloren 125 man.

Onder deze bijna 2200 militairen bevonden zich drie inwoners van Nunspeet: sergeant-luchtschutter Gerrit Hagen, soldaat Tijmen Hagen en sergeant Feike Couperus. Uit Ermelo overleed de dienstplichtig sergeant Willem Johannes Boerkool op 14 mei 1940 in het Diaconessenziekenhuis in Arnhem, na een dag eerder gewond te zijn geraakt op de Grebbeberg.

← Naar overzicht

de meidagen in nunspeet

De meidagen in Nunspeet

Geen strijd, wel evacués uit Barneveld

Opstaan, het is oorlog! Wilt u allen opstaan. De oorlog is uitgebroken. Heden heeft Duitsland aan Nederland de oorlog verklaard. Wilt U allen opstaan. (2)

Zo ging huismeester Gerrit Hagenbeek op de morgen van de tiende mei de kamers in Hotel Ittmann langs. De gasten lagen rustig te slapen, maar nadat ze de mededeling van Hagenbeek gehoord hadden, was er meteen een nerveuze stemming. In ochtendjassen kwamen zij de gang op en verzamelden zich in de hal van het hotel. Men vroeg honderduit en verdrong zich rond de radio. 

Andere inwoners van Nunspeet werden gewekt door de vele vliegtui­gen die overvlogen. De Luchtbe­schermingsdienst kwam snel in actie, maar werk hoefde ze niet te doen. Slechts twee bommen vielen aan de kust van het IJsselmeer. Schade werd niet aangericht.
Milo herinnerde zich:

Toen de tweede wereldoorlog uitbrak troffen wij elkaar op de Laan: secretaris Van Marle, notaris Johan Meesters en schrijvers dezes. Het was vier uur in de morgen en ieder was door 
de overvliegende bommenwerpers gewekt. De notaris was radeloos: “Dit is oorlog! Vreselijk!  Wat moeten wij doen?”. De heer Van Marle rook paniek, taxeerde mij en antwoordde rustig: “Wat we doen? Gewoon aan ons werk gaan Johan, nietwaar Milo?” (3)

Er zou op 10 mei om kwart voor twee 's middags een openbare vergadering van de gemeenteraad worden gehouden. Een agenda met 12 punten was op dinsdag 7 mei in de krant gepubliceerd. De krant van donderdag 23 mei vermeldde:

De Raadsvergadering van de gemeente Ermelo, welke op vrijdag 10 mei gehouden zou worden, moest wegens de op die dag intre­dende toestand van oorlog tot nader order uitgesteld worden.

De raadsvergadering ging niet door, maar wel moesten op het gemeentehuis koortsachtig voorbereidingen getroffen worden om de inwoners van Barneveld en Voorthuizen te kunnen opvangen. Deze dorpen lagen in het gebied voor de Grebbelinie, de hoofd­verdedigingslinie die een vijandelijke opmars naar het hart van Nederland moest voorko­men.
In de winter van 1939/1940 waren talrijke vergaderingen gehou­den met de Commissaris Afvoer Bevolking om de organisatie voor te bereiden. Het dorp Ermelo zou de bewoners van Barneveld opvangen, het dorp Nunspeet zou onderdak bieden aan de bewo­ners van Voorthuizen en het resterend deel van Barneveld. De bewoners van Terschuur zouden naar Elspeet gaan en die van Zwartebroek naar Vierhouten. Er werden voorraden aangelegd van stro, meel, vet en olie. Kookpotten werden opgeslagen. Onder­handelingen over de levering van strozakken en voedingsmidde­len waren nog gaande toen de oorlog uitbrak.

Om halfacht werd de bevolking van Barneveld gewaarschuwd dat de evacua­tie, onder leiding van evacuatiecommissaris A. M. E. O­verdijkink uit Voorthui­zen, zou worden uitgevoerd.
De plannen hiervoor stonden allang op papier en de dorpelingen waren ervan op de hoogte. Als "vluchtoord" was de gemeente Ermelo aangewezen, begrensd door Ermelo, Hulshorst, Nunspeet, Vierhouten en Elspeet. Bovendien moesten de bewoners van vier "gestichten" worden overgebracht. De mensen moesten voor twee dagen mondvoorraad meenemen. Aan kleding en dergelijke mocht men niet meer dan 30 kg per persoon worden meegevoerd. Huis­dieren en vee werden eveneens zoveel mogelijk meegenomen. De winkeliers waar koffers en andere bij de evacuatie nuttige zaken te koop waren, werden bestormd door kooplustigen want lang niet iedereen was op alles voorbereid. 

De inwoners waren onderverdeeld in groepen met hoofd- en hulpgeleiders. Tot die hoofdgeleiders behoorde onder andere de hoofdonderwijzer H. Hörst wiens groep vanaf de markt vertrok. Ook A. Nijman van de Amersfoortsestraat was tot groepsleider gebombar­deerd. De helft van zijn groep kwam in Ermelo en de andere helft in Nunspeet terecht. De laatste wagen arriveerde daar om 23.30 uur. (4)

n Nunspeet werd de consistoriekamer van de Hervormde kerk ingericht als centrum van de evacuatie­dienst. Iedereen moest zich daar melden. Tegen de middag kwamen de eerste vluchtelin­gen al binnen.

Tegen de avond echter arriveerde de grote stroom met boeren¬karren, per fiets, enz. Onder leiding van de heer Ten Broek is er door de mensen van de evacuatiedienst toen geweldig veel werk verricht. Veel gemak had men ook van de leerlingen van middelbare scholen, die de vluchtelingen, wanneer ze bij de kerk waren ingeschreven, zo spoedig mogelijk naar de plaats van bestem¬ming brachten. Eerst zaterdagmiddag kon men zeggen dat het grootste gedeelte binnen was.   (5)

De verdeling van de inwoners van de gemeente Barneveld over de bewoners van de gemeente Ermelo had nog al wat voeten in aarde

omdat helaas de ingezetenen van Barneveld niet op de hoogte waren gebracht van de adressen dergenen, bij wie ze tijdelijk zouden verblijven. Ware dit wel geschied, we hadden met recht van een zeer vlot verloop mogen spreken; thans zijn er heel wat uren aan besteed om allerlei knopen te ontwarren en wat verkeerd was, recht te zetten. Ook de omstandigheid, dat verscheidene daarvoor bestemde personen zich uiteindelijk niet begeven hebben naar de voor hen aangewezen evacuatieoorden kon aan de organisatie van het geheel moeilijk ten goede komen. Daardoor werden meerdere gezinnen uit de ontvan¬gende gemeente aanvankelijk te zwaar, anderen in het geheel niet belast. Maar bij alle gebreken, die uiteraard een verhuizing, in zo massale vorm, aan¬kleefden, mogen we over het verloop tevreden zijn. Niemand is zonder onder¬komen gebleven, dank zij de welwillend¬heid, waarop de overgrote meerder¬heid der bevolking op deze noodtoestand harer medemen¬sen reageerde en de reusachtige arbeid, die door de evacuatieleiders met hun helpers is verzet. Ook de weersomstandigheden hebben bijzonder meegewerkt om het vervoer te vergemakkelijken. Bij alle ellen¬de en onzekerheid der naaste toekomst, werd het moreel geen ogenblik aangetast. Het Nederlandse volk toonde zich naar zijn aard nuchter en kalm en verloor geen ogenblik de moed. Het spreekt wel vanzelf, dat met oplossing van de behuizing het probleem der evacuatie geenszins was uitgeput.

Naast allerlei kleine kwesties, die ook in tijden van nood en druk onvermijde¬lijk zijn, omdat de echt menselijke karakter¬eigenschappen ook dan naar voren treden, rees al dadelijk de vraag, op welke wijze de eigen en de tijdelij¬ke bevolking zou moeten worden gevoed. Maar ook op dit inderdaad moeilijke terrein zijn wonderen verricht. Zowel te Ermelo als te Nun¬speet, Elspeet en Vierhouten werden centrale keukens ingericht en we hebben persoonlijk kunnen constateren, dat het bereide voedsel den toets van iedere kritiek kon doorstaan. Aan velen werd liefderijk een plaats aan de eigen tafel ingeruimd en overigens kon men zich rijkelijk van het nodige voorzien, wanneer men de moeite wilde nemen, zich daarvoor op de aange¬wezen plaatsen te vervoegen.  (6)

Er werd een noodziekenhuis ingericht, een huis voor kraamvrou¬wen en een huis voor besmettelijke zieken. Het was op zaterdag al mogelijk hiervan gebruik te maken.
Onder de vluchtelingen uit Barneveld bevond zich ook ds. Fraanje, die zolang de Gerefor-meerde Gemeente in Nunspeet niet over een eigen predikant be¬schikte, consulent was.

(..) hij kwam op zondag, de eerste Pinksterdag, aan. Bij zijn aankomst zou hij hebben uitgeroepen: "Alles is verloren en verraden, de Duitsers weten de weg nog beter dan wijzelf." Op de morgen van de tweede Pinksterdag sprak ds. Fraanje in de gemeente. Terwijl de kanonnen van Kornwerderzand hoorbaar waren, bepaalde de Barneveldse predikant zijn gehoor bij 1 Petrus 5 : 6  Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.  (7)

Op het gemeentehuis zetelde de radio-ontvangdienst.  De in¬structies van de regering voor de burgemeester werden hier opgevangen. Ze werden bekend¬gemaakt en huis aan huis ver¬spreid. Ook hiervoor beschikte men over een groep jongelui. Het verblijf van de 11.000 inwoners van Barneveld in onze gemeente duurde niet lang.

De loop der krijgsverrichtingen bracht mede, dat reeds op donderdag, 16 mei, aanstalten kon worden gemaakt om de Barne¬veldse bevolking naar haar haardsteden te doen terugkeren en op vrijdag daaraanvolgend was de exodus in volle gang.

Veel Barnevelders vonden echter hun huizen en gebou¬wen door beschietin¬gen beschadigd of door brand verwoest. De Barneveldse burgemeester, Joachim Westrik, stuurde op 23 mei zijn collega in de gemeente Ermelo een bedankbriefje. Burge¬meester Martens liet deze brief in de krant publiceren en voegde er zijn dankwoord aan toe:

Aan de inwoners van de gemeente Ermelo.
De 27ste mei 1940 ontving ik van de Burgemeester van Barne¬veld navol¬gend schrij¬ven:
"Mede uit naam van de geëvacueerden uit deze Gemeente, heb ik de eer U onze hartelijke dank te betuigen - met beleefd verzoek deze dank aan de ingezetenen Uwer gemeente te willen overbrengen - voor de gastvrijheid en gulle ontvangst ten Uwent ondervonden in de moeilijke dagen, welke achter ons liggen.
U kunt er van overtuigd zijn, dat de Barnevelders ten volle beseffen, welke bijzondere opofferingen in verband hiermede werden getroost en hoeveel moeilijkheden moesten worden over¬wonnen.
Wij zullen in onze herinnering houden wat door U en Uw inwo¬ners voor ons in deze benarde tijden werd gedaan.

Gaarne wil ook ik mijnerzijds al degenen, die in de achter ons liggende dagen, zich geheel vrijwillig veel moeite en inspan¬ning hebben getroost voor hetgeen zij in het belang van onze bevolking hebben gedaan, zeer hartelijk dankzeg¬gen.
Ik begrijp hieronder leiders der evacuatie, van de luchtbe¬scherming en andere diensten, en verder allen die, op welke wijze ook, enige bereidwilligheid hebben getoond. Ik denk hierbij speciaal aan hen, die de geëvacueerden zoo liefderijk hebben opgenomen.
Wij gaan thans rustig verder tot heil van ons volk.
(8) 

Ook in de Barneveldse Courant werd de inwoners van de gemeente Ermelo lof toege¬zwaaid:

Wij Barnevelders zijn de bevolking deze gemeenten veel dank ver¬schuldigd en de gastvrij¬heid, die wij bij hen hebben geno¬ten, zullen wij niet licht vergeten. Uw tegemoetkomend¬heid en medewerking Ermeloërs, Nunspeters, Vierhoute¬naars en Elspeters zullen bij ons in dankbare herinnering blijven!

In de krant van vrijdag 7 juni liet de burgemeester nog weten, dat vorderin¬gen ter zake van de evacuatie nog tot 12 juni konden worden ingediend. De rekeningen die na die datum zouden binnenkomen zouden niet meer vereffend worden.


Noodgeld

Ook de gemeente Ermelo besloot op 14 mei 1940 tot de uitgifte van noodgeld. (9)  Volgens de “Verordening op de uitgifte van zilverbons in de gemeente Ermelo” werden een flinke voorraad zilverbons gedrukt: 60.000 stuks ter waarde van ƒ 1, -; 30.000 stuks ter waarde van ƒ 2,50 en 3000 stuks ter waarde van ƒ 5,  -. Ieder biljet maakte melding van de aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden; de waarde was in letters en cijfers vermeld; de datum van uitgifte werd aangegeven en het was voorzien van de handtekening van de burgemeester. Artikel 3 van de verordening luidde:

Ieder ingezetene van de gemeente Ermelo en ieder geëvacueerde van Barneveld en Voorthuizen is verplicht deze bons naast en tegen de gangbare munt en bankbiljetten als wettig betaalmiddel in ontvangst te nemen.

Het geld werd echter niet uitgegeven. De oorlog was over, de verbindingen werden hersteld en er bleken geen moeilijkheden met het geldverkeer.
Onder toezicht van wethouder H. L. Rikkers en de Ermelose gemeenteveldwachter W. Smink werd op 23 mei 1940 voor ƒ 8800 aan noodgeld verbrand. Met potlood stond in het hierover gemaakte proces-verbaal vermeld dat ƒ 8800 onmogelijk was. Smink schreef op 31 mei 1940 onder het proces-verbaal:

Naar aanleiding van bijgaande kanttekening heb ik aan UEdelachtbare beleefd te berichten, dat door ons inderdaad voor een gezamenlijk bedrag van ƒ 8800 aan noodgeld is verbrand. Het was echter een gedeelte dat met Uw handtekening gestempeld was. Het niet gestempelde noodgeld is op last van wethouder Rikkers naar Nunspeet vervoerd.


Verordeningen

Het noodgeld was niet nodig en het gewone leven in Nunspeet zou zich weer snel herstellen. Al veranderde er natuurlijk wel het een en ander. De burgemeester kondigde op 15 mei 1940 in een speciale uitgave heel wat maatregelen af. Het waren er negentien. Zo moest de Duitse zomertijd ingevoerd worden. Iedereen moest zijn klokken 1 uur en 40 minuten vooruit zetten (publicatie 1). De straatverlichting bleef nog tot nadere aankondiging gedoofd en de voorschriften voor de verduistering bleven gehandhaafd (publicatie 15). Men moest zuinig zijn met het gebruik van levensmiddelen en werd het noodzakelijk gevonden dat een ieder zoveel mogelijk groenten verbouwde (publicatie 17). De landbouwers moesten voor vrijdag 17 mei ’s middags drie uur opgave verstrekken bij de plaatselijke Boerenbonden van de bij hen aanwezige voorraad rogge en aardappelen (publicatie 2). Publicatie 6 gaf aan dat alle openbare en bijzondere scholen weer op vrijdag 17 mei moesten beginnen.




 (1)   Gegevens uit: Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 3 Mei 1940, blz. 461 / 462.

 (2)   Uit een artikel over Gerrit Hagenbeek in: Nunspeet Vooruit, donderdag 12 februari 1970.

 (3)   Uit: D. W. L. Milo: Gemeentesecretaris E. M.van Marle in: De Mothoek,jaargang 1990, nr. 5, blz. 182.

 (4)   Uit: Gerjan Crebolder en Tijs van den Brink, Barneveld 1939 – 1945, blz. 31.

 (5)   Uit: Nieuws- en Advertentieblad voor Elburg en Omstreken, donderdag 23 mei 1940.

 (6)   Uit een verslag van burgemeester Martens over het verloop van de evacuatie in de week van 9 – 16 mei 1940 in Gemeentearchief Nunspeet, Gemeentebestuur Ermelo 1913 – 1971, inv. nr. 1666
            Voorbereiding en uitvoering evacuatie van mensen en vee uit de gemeente Barneveld.

 (7)  Uit: A. T. van de Pol, Wat zijn deze stenen? Een geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente van Nunspeet 1994, blz. 129
 (8) Nunspeets Nieuws- en Advertentieblad zaterdag 1 juni 1940.

 (9)  Gegevens uit: Archief Gemeente Nunspeet,  Gemeentebestuur van Ermelo 1913 – 1971, inv.nr. 2235 Noodgeld.

← Naar overzicht

de eerste slachtoffers

De eerste slachtoffers

Gerrit Hagen, 10 mei 1940

In Nunspeet was niet gevochten, maar in het westen ons land zou al in de eerste uren van de strijd ser­geant-lucht­schutter Gerrit Hagen het allereerste Nunspeetse slachtof­fer zijn.
In de meidagen van 1940 waren van de tien kinderen van spoor­wegarbeider Kornelis Hagen (Harderwijkerweg 115) en zijn vrouw Maria Bosman er twee betrokken bij de oorlog. 1  De oudste zoon, Hendrik, 25 jaar oud, zat bij de marine. Na een tijd in Den Helder te hebben gelegen, was hij in de meidagen in Pannerden. De tweede zoon Gerrit, 20 jaar, was sergeant-lucht­schutter bij het 2e Luchtvaartregi­ment en gestationeerd op het vliegveld Ypen­burg.
Na de capitulatie van het Nederlandse leger, maakte het gezin Hagen zich de meeste zorgen over de oudste zoon. Hendrik zat bij de Duitse grens; Gerrit was in het westen van ons land veel veiliger. Vader Hagen ging in Pannerden op onderzoek uit. Met Henk is het goed. Als krijgs­gevangene ver­bleef hij in Duits­land. Maar Gerrit bleek op de eerste oorlogsdag te zijn gesneuveld. De ontstel­tenis in de familie Hagen was groot.
Gerrit Hagen sneuvelde  in de buurt van Voorschoten:

Boven de Horsten, langs de Papelaan, is een Nederlandse G-1 jager in fel gevecht met enkele Duitse Messerschmitts. Het duurt niet lang. Honderden Voorschotenaren zien “hun” toestel neerstorten in het bos. Sergeant-vlieger Hagen overleeft het niet.

 
Links: Gerrit Hagen | Rechts: Hagen-G-Graf-3 Nunspeet

De wijze waarop Gerrit gesneuveld was, is beschreven door de piloot van de Douglas DB-8A (388), luitenant-vlieger J. (Hans) van Riems­dijk  uit Den Dolder in een brief van 26 juni 1940: (12)

Hiermede betuig ik U mede namens mijn vrouw, mijn innige deelneming met het verlies van Uw broer, die helaas bij de uitoefening van zijn plicht voor het vaderland gesneuveld is.
Ik kreeg Uw brief eerst nu in handen door verschillende bij­zondere omstan­digheden, zodat ik eerst nu pas de gelegenheid heb U te kunnen beantwoor­den. Enige tijd geleden heb ik reeds Uw ouders te Nunspeet op de hoogte trachten te stellen, doch kreeg de brief als onbestelbaar terug, daar blijkbaar het adres dat mij opgegeven was door onze Groep niet juist was. Daarna ben ik weer opgenomen in het ziekenhuis en ben kort geleden daaruit ontslagen.
In korte trekken zal ik proberen de loop van de noodlottige gebeurtenissen te schetsen: de 10 mei 's morgens te ± 2 uur werd ons het alarm doorgege­ven, zodat wij bij de nadering van de vijandelijke machines te 3u.15m onmiddellijk zijn opgeste­gen. Uw broer was geplaatst in mijn escadrille, dat ondanks de bomtreffers (vlak achter de machines), zonder ongelukken gestart was. We klommen boven zee, ter hoogte van Schevenin­gen, om de bommenwerpers, die Ypenburg en omgeving hevig bestookten, aan te vallen. Wij bevonden ons spoedig op dezelf­de hoogte als de aanvallende machines, hebben aangeval­len en werden na ± 15 minuten zo volkomen ingesloten door 5 vijande­lijke jagers, dat ontsnappen onmogelijk was. Onmiddellijk daarna werden wij getroffen door een granaat in de benzinetank vlak achter mij en verder kan ik mij herinneren dat ik achter­om kijkende niets anders gezien heb dan vuur en vlammen. Na nog even gedraald te hebben, vooral daar ik zelf niet van de machine los kon komen, ben ik van ± 400 meter hoogte gespron­gen. Volgens mijn mening was Uw broer reeds getroffen voor het toestel brandde en zo niet heeft kunnen springen om zich te redden. Het laatste wat ik gezien heb, is, dat Gerrit achter uit schoot naar een toestel, dat ons van achteren aanviel. Hij heeft gestreden met een grote dapperheid en alle eer aan Uw broer.
Ik hoop dat U uw ouders ook mijn condolatie overbrengt en zal zeer zeker, indien ik gelegenheid heb om verlof te krijgen, mijn persoonlijke condola­tie overbrengen. Gaarne zou ik dan het juiste adres in Nunspeet willen ontvan­gen, en zag ook gaarne nader bericht omtrent de begrafenis tegemoet.

Gerrit Hagen had na de lagere school twee jaar MULO gevolgd en ging toen werken, eerst bij de kruide­nier Zijlstra en later bij Albert Heijn in Ermelo. Hij was ijverig en ging helemaal op in zijn werk. Hij was een prima verkoper. Gerrit haalde zijn Middenstandsdiploma.
En toen riep de militaire dienstplicht hem. Hij werd bij de lichting 1939 inge­lijfd voor de gemeente Ermelo onder lotings­nummer 306 (A.R.54) bij het 3e Regiment Luchtstrijd­krach­ten. Vader Hagen was niet zo best te spreken over Gerrits' belang­stelling voor de luchtmacht. Maar Gerrit was in korte tijd sergeant-titulair. Hij bracht zijn diensttijd door in Rot­terdam en later op Soester­berg. 

In Rotterdam leerde hij een dochter van een hoofdonderwijzer kennen, Adriana Goeden­dorp heette ze. Van haar vader kreeg hij les en bekwaamde zich verder voor het M.U.L.­O.-diploma. Hij wist wel dat hij in ieder geval dit diploma moest hebben om vooruit te komen. Gerrit hield van de dienst, hij wou er graag in blijven. Zijn vak vergat hij echter ook niet. Iedere Vrij­dagavond maakt hij in Rotterdam een etalage klaar. (13)


Adriana Goedendorp

Gerrit probeerde zo veel mogelijk bij Adriana, ofwel Puck, te zijn. Op 21 april 1940 schreef Gerrit in een brief aan zijn broer Hendrik: 

Als het verlof weer door komt zal ik proberen het gelijk met jou te krijgen. Maar ik ga er In ieder geval één dag van naar Rotterdam. Vanavond ga ik met de trein van halfzes uit Den Dolder ook naar R'dam. Ik was wel eerder gegaan maar we hebben om vijf uur nog een appèl en om elf uur ben ik vanavond weer thuis. Dus ben ik toch nog een uur of drie  daar. Verleden week had ik nog niet eens de tijd om fatsoenlijk afscheid te nemen van Puck.

Hagen-G-1e-graf Vooschoten  

In mei 1940 was de luchtmacht verdeeld in twee regimenten. Het 1e Luchtvaartregiment ressorteerde onder de commandant lucht¬verdediging, had de staf op Schiphol en vliegtui¬gen op De Kooy bij Den Helder, Bergen, Schiphol en Waalhaven bij Rotterdam. Het 2e luchtvaart¬regiment (met de staf in Zeist) viel onder de commandant veldleger en  bestond uit 4 Verkenningsgroepen en de Jacht¬groep Veldleger. De toestellen waren verdeeld over Hilversum, Ruigenhoek bij Noordwijkerhout, Gilze-Rijen en Ypenburg. Op dit laatste vliegveld zat de Jachtgroep Veldle¬ger. Deze groep bestaat uit 1-V-2Lv.R en 3-V-2Lv.R. Sergeant Gerrit Hagen behoorde tot het laatste onder¬deel. Het materieel bestond uit 11 Douglas 8A-toestellen.
De Douglas DB-8a/3N was een tweezits bommenwerper/verkenner. Achttien stuks van dit geheel metalen aanvalsvliegtuig waren door Nederland in Amerika gekocht. In de laatste drie maanden van 1939 kwamen deze vliegtuigen in onderdelen per schip in ons land aan.

De montage, het invliegen en de opleiding werden voortvarend ter hand genomen en in februari en maart 1940 werden de mi¬trailleurs uit België ontvan¬gen en gemonteerd. Begin maart '40 was de -8A gevechtsgereed. Wegens het grote tekort aan jagers werd besloten de Douglas bij de Jachtgroep van het Veldleger in te delen. Dat het toestel daar aller¬minst voor geschikt was zou op 10 mei blijken, maar het was nu eenmaal een noodmaatre¬gel. De Douglas DB-8A/3N was uitgerust met een 1065 pk DKK & Whitney Twin Wasp motor, die het toestel een maximumsnelheid van ruim 400 km/u bezorgde. In de vleugel¬voorrand waren vier 7,9 mm mitrailleurs geplaatst, terwijl het tweede beman¬nings¬lid een beweegba¬re mitrailleur van hetzelfde kaliber bediende. De bommenlast bedroeg maximaal 600 kg, met bommen van uiteenlopend gewicht, die zowel onder de romp alsook onder de vleugel werden meegevoerd.  (14)

Elf van de achttien Douglas DB-8A-vliegtuigen waren op 10 mei 1940 operatio¬neel. Die elf kozen dan ook na het alarmsignaal het luchtruim. De bommen sloegen in en drie 8a's waren bij de start al gelijk beschadigd door bomscher¬ven. Bij die drie was de 388 van Van Riemsdijk en Hagen.
Met vier patrouilles bond men de strijd aan. Getracht werd om in de lucht patrouilleverband aan te houden, maar daar kwam weinig van terecht. De radio-roepnamen van de vier patrouilles waren: Jan, Piet, Klaas en Lodewijk.

Het toestel van de patr.-c. van "Piet". Lt-vl. J. van Riems¬dijk werd kort na de start in brand geschoten. Tijdens dit gevecht - met 5 Bf-110's - is zijn schutter, sergt. G. Hagen, vermoedelijk gesneuveld. Van Riemsdijk redde zich met zijn valscherm en landde in een boom bij Voorschoten, waar een boze boer met de hooivork in aanslag hem opwachtte. Deze ontvangst liep goed af, maar van Riemsdijk mocht de boerderij niet in: hij was gewond en vies!

Van de overige toestellen van de patrouille "Piet" landde een toestel met geblokkeerde mitrailleurs op Ockenburg. Het toe¬stel kon niet meer wegkomen en werd op de grond vernield.
De 390 werd ook door de Bf-110's aangevallen, week uit en werd toen door eigen afweergeschut getroffen. De zwaar bescha¬digde Douglas maakte bij Schipluiden (dicht bij Delft) een noodlan¬ding.
Van de elf DB-8A's werden er zes neergeschoten. Daarbij kwa¬men acht beman¬ningsleden om. De overige toestellen maakten een noodlanding of werden op de grond vernield.
Het inzetten van de -8A als jager is duur betaald. Maar deze elf vliegtuigen hebben heel wat Duitse toestellen neergehaald. Dertig zeker en twee waar¬schijnlijk, terwijl vijf toestellen zodanig werden beschadigd dat ze de thuisreis niet haalden.
De Douglas DB-8A van Van Riemsdijk en Hagen stortte neer op het landgoed Duiven¬voorde van baron Schimmelpenninck van de Oye in de buurt van Voor¬schoten. Gerrit Hagen werd daar begra¬ven. Op 13 juli 1940 vond een herbe¬grafenis plaats op het oorlogskerkhof Lange Duin aan de Schouwweg in Wassenaar. Een stuk van de propeller sierde het graf.
Op 29 juni 1940 werd in het overlijdensregister in Nunspeet bij akte 47 vastgelegd de schriftelijke mededeling van de gemeente Voorburg, dat Gerrit Hagen op 10 mei 1940 "ten onbe¬kenden ure" was overleden.
Meer leed bleef de familie Hagen niet bespaard. Op vrijdag 12 april 1941 brandde hun woning uit. Nunspeets Nieuws- en Advertentieblad van vrijdag 19 april 1941 vermeldde:

Het gezin C.Hagen, Harderwijkerweg 115, werd vrij¬dag j.l. opnieuw zwaar getroffen. s' Middags ontstond er in de schoorsteen brand, welke in een ogenblik de gehele woning in vlammen zette. Van vee en inboedel kon niets gered worden. De brandweer was spoedig aanwezig, doch kon niets meer uitrich¬ten.
Het huis en de inventaris waren heel laag verzekerd, zodat de familie financieel zeer gedupeerd is.

Het proces-verbaal van gemeenteveldwachter Gerrit Jan Marskamp (15)  gaf nog wat meer bijzonderheden. Hagen verklaarde:

Ik ben eigenaar van deze woning, die ik als boerderij bezig. Ik was tijdens het uitbreken van de brand niet thuis. Ik werk op het station van de Nederland¬se Spoorwegen te Nunspeet. Ik ben hedenmiddag omstreeks 1.15 uur van mijn woning weggegaan om mijn werkzaamheden te verrichten. Voordat ik naar mijn werk ging heb ik aan mijn woning niets verdachts of bijzonders gezien. Te omstreeks 4 uur hedenmiddag werd ik op mijn werk er mede in kennis gesteld, dat mijn woning in brand stond.
Zoals ik geconstateerd heb, is er niets gered kunnen worden. Ongeveer 400 Gulden bestaande uit zilvergeld en bankpapier is ook verbrand. Voorts is mijn enige koe en zijn ook drie geiten verbrand.

Van de 400 gulden werden nog 13 rijksdaalders, 2 guldens en 5 stukjes zilver teruggevonden. Later gevolgd door nog ongeveer 35 gulden aan klein geld.
Op het moment van uitbreken van de brand waren slechts drie mensen thuis: de vrouw van Hagen, haar moeder, de 64-jarige Gerritje Bosman-Bouw, en een van de kinderen, de 10-jarige Willem Hagen. Deze verklaarde:

Hedenmiddag, vrijdag 11 april 1941, was ik met mijn moeder en grootmoeder in huis. Ik weet niet hoe laat het was. Toen ik naar buiten ging zag ik, dat het dak van ons huis geheel in brand stond. Bij de schoorsteen brandde alles. Ik heb toen dadelijk mijn moeder gewaarschuwd. Ik ging dadelijk naar het achterhuis om te trachten de koe los te krijgen. Toen ik de koe los had, kon ik het niet meer uithouden en moest weg. Omtrent de oorzaak van de brand kan ik U geen enkele inlichting geven. Ik heb niet met lucifers gespeeld.

Ruim een maand na de brand en ruim een jaar na het sneuvelen van Gerrit ontving Hagen op 28 mei 1941 de volgende brief:

Bij het bestuderen van de gebeurtenissen in de oorlogsdagen van 10 t/m 14 mei 1940 en van de daaromtrent ingediende rap¬porten is mij gebleken dat uw zoon, de sergeant der Militaire Luchtvaart G.Hagen, die in de strijd voor het vaderland is gevallen zich in de gevechten bij Ypenburg op 10 Mei 1940 door zijn moedig en beleidvol gedrag heeft onderscheiden.
Uit den aard der zaak is het onder de tegenwoordige omstandig¬heden niet mogelijk tot het toekennen van militaire onderscheidingen over te gaan.
Mochten echter de omstandigheden zulks te eniger tijd veroor¬loven, dan zal ik niet nalaten het gedrag van Uw zoon onder de aandacht van de bevoegde instanties te brengen, met het voor-stel hem alsnog voor het toekennen van een eervolle vermelding in aanmerking te brengen.
Ik hoop, dat de overtuiging, dat Uw zoon zich als een held heeft gedragen, het grote leed, dat U door zijn heengaan heeft getroffen, enigszins moge verzachten.

De oorkonde was ondertekend door de generaal-majoor N. T. Car¬stens.
De eervolle vermelding kwam na de oorlog, want bij Koninklijk Besluit van 6 mei 1946 werd Gerrit Hagen postuum het Vlie¬gerkruis toegekend. Op de oorkonde staat vermeld:

Heeft zich door daden van initiatief, moed en volharding gedurende een of meer vluchten in een luchtvaartuig tegenover de vijand onderscheiden, deel uitmakende van de bemanning van een Douglas-vliegtuig, in een luchtgevecht met zeer grote overmacht van vijandelijke vliegtuigen boven het vliegveld Ypenburg op 10 Mei 1940; is daarbij gesneuveld.

Het Vliegerkruis is een onderscheiding ingesteld bij Koninklijk Besluit van 28 augustus 1941; toe te kennen  voor daden van initiatief, moed en volharding, bedreven gedurende een vlucht in oorlogstijd. De vader van Gerrit nam het Vliegerkruis op 14 mei 1946 in ontvangst. Moeder was daarbij aanwezig.
Ze waren blij met deze onderscheiding, maar hun liefste wens was, dat Gerrit zou rusten in Nunspeetse aarde. Al op 29 mei 1940 stuurde de burgemeester een brief aan de commandant van de 3e afdeling, 5e groep van het 2e Luchtvaart¬regiment te Rijswijk met het verzoek van vader Hagen met de vraag of Gerrit overgebracht kon worden naar Nunspeet. Hagen was echter niet in staat de kosten te betalen. De waarnemend commandant van het onderdeel schreef op 5 juni 1940 terug, dat het op grond van de bestaande bepalingen niet mogelijk was om Gerrit Hagen voor rijksrekening over te brengen naar Nun¬speet. De burgemeester hield vol en schreef op 11 juni 1940 een brief naar het Departement van Defensie. Het had geen resul-taat.
Toen in de vijftiger jaren de begraafplaats in Wassenaar geruimd zou gaan worden, werd van militaire zijde contact opgenomen met de familie. Er was een keuze tussen herbegra¬ven op een militair ereveld of in Nunspeet. Het werd Nunspeet en in overleg met de gemeente werd besloten hem niet bij zijn op 18 mei 1954 overleden vader in graf III-1313 te begraven, maar tegenover het monu¬ment en de graven voor de verzetsstrijders.

 

De herbegrafenis vond plaats op woensdagmiddag 3 augustus 1955. De kist was bedekt met de Nederlandse driekleur. De familie, burgemeester Martens, de Christelijk-Gereformeerde predikant ds. J. Tijmes en enige militaire autori¬teiten waren aanwezig.
De grafsteen vermeldt:

En nu, wat verwacht ik, o, Heere?
Mijn hoop, die is op u
Ik ben verstomd, ik zal
mijnen mond niet open doen
want Gij hebt het gedaan.
Ps.39: 8,10

Gerrits moeder zou hem bij haar overlijden op 90-jarige leeftijd 45 jaar hebben overleefd.


Tijmen Hagen, 11 mei 1940

De tweede Nunspeter die in de eerste oorlogsdagen sneuvelde droeg ook de naam Hagen. Het was Tijmen Hagen. Hij behoorde tot de 13e Batterij Luchtdoel artillerie, dat in de meidagen een taak had op het vliegveld Ypenburg.

Ypenburg werd verdedigd door een bataljon van het regiment grenadiers: ca duizend man. Bovendien stonden bij de gebouwen van het vliegveld acht lichte pantserwagens goed gecamoufleerd opgesteld. Negen zware en elf lichte mitrailleurs konden recht­streeks vuur uitbrengen op het landingsterrein, op enige afstand daarvan bevonden zich voorts vier pelotons luchtdoel­mitrail­leurs en twee batterijen luchtafweergeschut, die laatste bedoeld om hoog vliegende vijandelijke toestellen te besto­ken. 1

Soldaat Tijmen Hagen zat in de nacht van 10 op 11 mei 1940 met nog negen man­schappen en luitenant J. J. Bieringa in stelling bij dat afweer­geschut. Duitse vliegtui­gen kwamen. Het afweer­vuur knetterde. Zes vliegtui­gen vielen neer.

Dan komt onverwachts een "grote vogel" boven de stelling neerstrijken en gooit bommen. Het afweergeschut zwijgt. Tiemen Hagen uit Nunspeet wordt zwaar gewond. Hij mist een been, zijn schouder is verbrijzeld. Langzaam stroomt het bloed uit zijn zwakker wordend lichaam. Er is niet voldoende hulp. Hagen bloedt dood.  Bijna 2 uur leefde hij nog. 1

Het was toen zaterdag 11 mei ongeveer vier uur 's morgens.

Tijmen Hagen 2 was het oudste kind en enige zoon uit het eerste huwelijk van landbouwer Willem Hagen van de Vicarieweg 58 en Gerritje Ponstein. Een mand die actief was op kerkelijk terrein in de Gereformeerde Gemeente van Nunspeet als diaken van 1929 tot 1953 en als ouderling van 1954 tot 1956. Op 17 januari 1929 was hij aanwezig bij de oprichtingsver­gadering van de kiesver­eniging van de Staatkundig Gereformeerde Partij in Nunspeet en bij de liquidatie van de SGP op 25 juli 1941 was Willem Hagen voorzit­ter. 1

Tijmen ging, na de lagere school (de Gereformeerde school aan de Stationslaan) doorlopen te hebben, bij zijn vader aan het werk. Later begon hij een melkzaak. Met zijn transport­fiets bracht hij de melk naar de klanten. Het was hard werken; de verdiensten waren gering. Soms bracht hij 's avonds laat nog melk weg. Hij was een doorzetter en langzaam maar zeker breidde de klantenkring zich uit.

Op 26 mei 1939 trouwde hij met Aaltje van Engelen. 1  Zij gingen wonen aan de Vreeweg 9.
Ze waren nog maar kort getrouwd toen de oorlogsdreiging toe­nam en de mobilisatie werd afgekondigd. Als dienstplichtig sol­daat moest Tijmen Hagen (lich­ting 1932, ingelijfd voor de gemeente Erme­lo, A.R. 37, lotingsnummer 217) ook weer naar zijn onder­deel, het 5e Regiment Veldartillerie. Echtge­note Aaltje zette de melkzaak nog voort.

Na de eerste oorlogsdagen probeerde de familie contact te krijgen. Telefoon­verbindingen waren moeilijk. Via het ge­meen­te­huis kon het geprobeerd worden. Op zaterdag 18 mei ging vader Willem Hagen naar het dorp. Het duurde lang voor hij terugkwam. Wel kwam intussen het bericht dat de verloofde van Tijmens zuster Dirkje, Gerrit Polinder, gebeld had dat alles goed was. Toen Hagen terugkwam, ging hij tot grote verba­zing van de thuis­blijvers naar buurman Lankman. Hij had grote moeite het bericht dat hij had gekregen te vertellen: Tijmen was gesneu­veld. Moeder Hagen zou de schok nooit meer te boven komen.
De woensdag daarop (22 mei) ging de familie naar Voorburg. Ze praatten met de nog overgebleven soldaten. Tijmen werd in een massagraf begraven.
Het overlijden werd bij de gemeente Voorburg op 25 juni 1940 bij akte 211 geregistreerd. Volgens de regels werd hiervan kennisgegeven aan de gemeen­te Ermelo en bij akte 46 werd op 29 juni 1949 een inschrijving gedaan in de Nunspeetse burger­lijke stand. Opvallend is dat het tijdstip van overlijden als onbekend werd opgegeven.

Een impressie op 31 juli 1991:

Het is een regenachtige zomerdag als ik op het station Voorburg-’t Loo uit de trein stap en naar de Oosterbegraafplaats aan de Rodelaan loop. Een beeld van Albert Termote siert de ingang. De plaats waar de doden uit de oorlogstijd begraven zijn is snel gevonden. Een gemetselde muur vermeldt de namen van degenen die tussen 10 en 14 mei 1940 gevallen zijn voor Koningin en Vader­land. Negenentwintig namen tel ik. De namen zijn met vermelding van de rang per onderdeel gegroe­peerd. De meeste namen staan bij de 13e Batterij Luchtdoel Artille­rie. Daaronder ook de vermelding ‘dpl. T.H­agen’. De namen van een piloot en een waarnemer van de Royal Air Force staan ook vermeld. Gesneu­veld op 10 mei 1940, 21 en 26 jaar oud. Tussen de namen van de Nederlandse en Engelse militairen is een steen gemetseld voor een inwoner van Voorburg die op 21-jarige leeftijd op 22 september 1943 in Utrecht is gefusil­leerd. 1

Al in 1941 werd bij Voorburg op de hoek van de Park Leeu­wen­berghlaan en de Mei­doornlaan (op grondgebied van de gemeen­te Leidschendam) een oorlogs­gedenk­steen opgericht ter nage­dachte­nis aan de gesneu­velden van de 13e Batterij Luchtdoelar­tille­rie. Dit behoorde daarmee tot de eerste oorlogs­monu­men­ten in ons land. Het ontwerp was van de Jan Anthonie Lucasen de uitvoering door de Voor­burgse beeld­houw­ster Marian Gobius.

Op een zuil met een Nederlandse leeuw in wapenschild staan tien namen vermeld: J. J. Bieringa (res.lt), R. P. de Jong (serg), W. J. F. Swart (serg), H. Leih (serg), S. Bartels, W. B Rui­ning, G. C. Eve­raars, T. Hagen, T. A. C. van Hest en J. J. le Roy.

Niet alleen in Voorburg op de Oosterbegraafplaats en in Park Leeuwenbergh, maar ook in Nunspeet op het monument in Park 40-45 en op de Algemene Begraafplaats wordt herinnerd aan Tijmen Hagen. Graf I-151 vermeldt op de steen:

Hier rust
onze lieve zorgzame moeder en oma
AALTJE VAN ENGELEN
geb.14-7-1909, overl.16-3-1973
en ter nagedachtenis aan
onze lieve vader en opa
TIJMEN HAGEN
geb.12-3-1912, overl.10-5-1940
begraven te Voorburg
Numeri 23 vs 19

Na de oorlog

Op 2 juni 1949 werd postuum aan Tijmen Hagen toegekend het Oorlogsherinneringkruis met de gesp "Nederland mei 1940". Die onderscheiding is in bezit van de dochter. Tina Gerritje Hagen heeft haar vader nooit gekend. Ze werd op 31 oktober 1940 geboren.

Na het sneuvelen van Tijmen leefde vader Willem Hagen altijd met het geloof in 1964 dat er weer een Tijmen Hagen zou komen. Zijn vrouw Gerretje Ponstein overleed op 66-jarige leeftijd op 23 november 1950. Hij hertrouwde op 27 maart 1957 met de weduwe Hendrikjen van Lagen-Vos. Zij was zo’n 35 jaar jonger en had vier jonge dochters. De wens van Willem Hagen kwam uit. Tijmen Willem Hagen werd op 26 april 1960 geboren. Er volgde in 1964 nog een dochter. Willem hagen was toen 78 jaar oud. Hij overleed in 1976.

Bij de jaarlijkse 4 mei herdenking in Park 40-45 was de gewoonte ingevoerd om jaarlijks één van de twintig namen op het monument centraal te stellen in de toespraak van de burgemeester. Op 4 mei 2015 was dat Tijmen Hagen. Dochter Tine Batenburg-Hagen was met haar dochter Aline Meems-van den Nagel aanwezig.


Aangetrouwde kleindochter Martina Polinder-Mulder schilderde vanaf een foto een portret van Gerretje Ponstein


Feike Couperus, 12 mei 1940

Gegevens volgen in de maanden juni of juli 2023

← Naar overzicht